Duuk

Boerin op Sokken, deel 16 | Jonge Goudse


“Golda, Golda, kom je? Wil je hem overnemen, nu meteen?” Voor haar staat een jongeman ongeduldig met de riem van een hond te zwaaien. Aan het uiteinde de hond zelf, al net zo kwispelturig.
“Rustig maar jongens, rustig”, sust Golda de boel. Ondertussen gaat haar hart als een razende tekeer. Het is zover. Ze zou het wel tegen iedereen die langs komt willen roepen: “Het is begonnen jongens!”
Maar Golda heeft haar dochter beloofd niets te zeggen. Ze wrikt zich dit keer oneerbiedig snel uit haar klompen. Neemt de hond over en wenst haar schoonzoon succes bij het assisteren.
“Goed meepuffen, hè?”, roept ze hem na. Ze ziet alleen nog de rug van zijn lange lijf, dat met flinke stappen een groots avontuur tegemoet gaat.

Samen met Hond loopt ze eerst maar eens richting Houtmansplantsoen. Aan de kop van het pad biedt de Hollandsche IJssel zicht op Goudse einders. Eeuwenoude bomen krijgen een andere dimensie, net zoals het water aan haar voeten. Ze staan voor zuurstof, leven, oneindige stromen. Het zorgcentrum aan haar linkerhand lijkt de kwetsbaarheid van het leven te willen benadrukken. Met haar ogen dicht zuigt ze een grote teug frisse lucht op. Wat zou haar kleinkind te wachten staan? Haar eerste. Echte jonge Goudse, glimlacht ze trots. Toch geeft de natuur haar dit keer niet de gebruikelijke rust. Gevoelens buitelen over elkaar, vol van haar kind dat nu hard aan het werk is. Ze denkt terug aan de woorden van haar steun en toeverlaat tijdens de geboorte van haar eigen kleine meisje: “Bevallen is niet leuk, bevallen zijn meestal wel.”

Na uren komt het verlossende telefoontje. Zacht, met een tikje triomf klinkt de o, zo vertrouwde stem in haar oor:

“Dag oma! Hij is er, hoor. Onze Duuk.”

Gepubliceerd in 'De Gouda' februari 2017

Deel deze pagina