Sommige boeken geven je vleugeltjes. ‘De gevleugelde’ van Arthur Japin is er zo een.
Het
onmogelijke wordt mogelijk als je er maar in blijft geloven. Die beste Alberto, de hoofdpersoon in deze roman, denkt als kind al dat hij kan vliegen. Het vervolg is er een van ‘Dromen, durven en doen’.
Van ‘Het kan wel!’ Deze denker in mogelijkheden was zijn tijdsgenoten ver vooruit.
Het lezen van dit soort boeken helpt mij
enorm om de dagelijkse werkelijkheid met verve het hoofd te bieden.
In mijn jonge jaren werkte ik als secretaresse bij een bedrijf dat energie in goede banen leidde. Ze produceerden
er kilowattuurmeters.
Met het grote tekenboek onder mijn arm, liep ik de volledige door mannen bemenste afdeling door. Op hooggehakte pumps, glanzende panty om de toen nog gladde
benen, bruut afgebroken door een kort rood rokje. Bewonderende blikken gingen van beneden naar omhoog en hoger, tot aan de lucht. Ik volgde hun ogen en zag dat het plafond bezaaid was met vliegtuigjes, aan doorzichtige draadjes vastgebonden. Gemaakt van verschillende
maten damesverband mét vleugeltjes.
Met de wetenschap van nu óf met iets meer fantasie toen, had ik ze haarfijn van repliek kunnen dienen. Tegenwoordig kunnen we
namelijk heel wat sneller vooruit komen. Wij multitasken ons als raketten de dag door, met supersonische tampóns geflankeerd door wervelende vleugels. Zo’n evolutie als wij vrouwen met de ovulatie hebben doorgemaakt heb ik bij het dagelijkse scheerritueel
van mannen nog niet kunnen ontdekken. Dat komt omdat ze dromen over heel andere dingen, waar wij wel degelijk deel van uitmaken, alleen dan zonder dat bewuste stukje van de maand.
Daarom vind ik het ook zo fijn om in de overgang te zijn. Ver voorbij de dromen van de tijd, goed zoals je bent en met een wereld aan onbegrensde mogelijkheden voor je. Je moet er alleen zelf in geloven.
Dat helpt. Enorm.
En zo verloopt je leven in een vloek en een zucht, van gevleugelde tot zweefteef.
8 maart 2016