Sproetjes aan de wandel

 

Ze kijkt me aan met hetzelfde smalle koppie van mijn al lang geleden overleden oma. Daar doorheen schemert het gezicht van mijn vader, van mijn zus, en van mij. Het lieve gezicht van mijn nichtje zit onder de sproetjes.

Ik herinner mij mijn verbazing, toen ik als kind van een jaar of tien de handen en armen van oma voor het eerst écht zag.

En ik denk aan de opmerking, van de dermatoloog in het ziekenhuis, toen ik een iets uit de kluiten gewassen sproetje liet controleren.

‘O,’ riep hij, toen ik weerloos voor hem stond. Hij straalde totale paniek uit en bleef besluiteloos staan.

‘Maar u zit helemaal onder!’

Ik knikte hem vrolijk toe. Wat hem in shock bracht, was voor mij een bekend familietrekje. Dus stelde ik hem gerust, waarna hij zich beperkte tot mijn vraag.

Ook mijn volwassen dochter is erfelijk gezegend. Maar zij zit nog in het stadium van verwondering, zo bleek onlangs.

‘Och, mama. Jouw handen. Wat schattig!’

‘Huh?’

‘Ja. Och, mama. Je wordt ouder. Kijk dan.’

De sproetjes uit mijn gezicht zijn, net zoals bij oma, aan de wandel gegaan. Ze hebben zich inmiddels een weg gebaand tussen blauwe kronkelende aderen. Uiteindelijk, over héél veel jaar, zullen ze berusten in een bedje van verbleekt, uitgedroogd vel. Maar zover is het nog lang niet. Voorlopig koester ik mijn confetti en maak van het leven een feestje.

‘Hé, lieverd,’ zeg ik tegen mijn nichtje. 'Samen op de foto?’

Het wordt een stralend plaatje.



mei 2023